prepositions in Dutch
Before we start ,let’s test your Dutch Vocabulary :
Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here
Download Our Learn Dutch App –here
Place :
aan , achter ,bij , boven ,buiten ,in , naast , onder , op , tegen , tegenover , tussen , voor .
direction :
door , in , langs , naar , om , over , tot , van .
reason :
om
cause :
door
objective :
aan , naar , om
means :
met , op
time :
in , na ,om , op , over , tot ,tussen ,vanaf ,voor
other prepositions :
zonder
prepositions in Dutch
place :
aan
De klok hangt aan de muur.
achter
Achter het huis ligt een rivier.
bij
Ik ben bij mijn oma.
boven
Het vliegtuig vliegt boven de wolken.
buiten
Zij werkt buiten de deur.
In
Hij is in huis.
De kat ligt in zijn doos.
naast
Mijn huis staat naast een kerk.
onder
Onder het bed lageen koffer.
op
Het kopjestaat op tafel. De vogel zit op de tak.
tegen
De man leunt tegen de muur.
tegenover
Mijn huis staat tegenover de bank.
tussen
Kees zit tussen Caroline en Laura.
voor
Voor het huis ligt een tuin.
direction
door
In
langs
naar
om over
door
Ik loop door de keuken naar dekamer.
in
Ellen stapt in debus.
Langs
Langs het huis loopt een weg.
naar
Ik ga naar de stad.
Moeder loopt naar de tuin.
om
Ik rijd met mijn fiets een rondje om het meer.
over
De man loopt over de brug naar het centrum.
tot
Je loopt tot de hoek en gaat daar rechtsaf.
van
De jongen valt van de trap.
reason
om
Hij lachte om die goede grap.
cause
door
Door de regen wordt het meisje helemaal nat.
objective
aan naar om
aan
Ik geef eten aan de honden.
naar
Ik ga met vakantie naar Italie.
om
Een pen gebruik je om te schrijven.
means
met
Het meisje gaat met de bus naar school.
op
Hij gaat op de fiets naar muziekles.
time
in
De bus rijdt in een uur naar Amsterdam.
Na
na de les kom ik bij je langs.
om
om zeven uur staan we op.
op
op maandag doe ik altijd de was.
over
over een maand gaan we met vakantie.
tot
Je mag tot zeven uur buiten spelen.
tussen
De winlel sluit tussen 12.oo uur en 13.00 uur.
vanaf
De winkel is vanaf negen uur open.
voor
Het is tien voor negen.
other prepositions
zonder
Hij drinkt zijn koffie zonder suiker en melk.
Exercise 1:
Prepositions
Fill in the blanks with the correct preposition (in, op, onder, naast, voor, achter, tussen, bij, tegenover) to complete the sentences.
- De kat ligt ________ de tafel.
- Mijn fiets staat ________ de garage.
- De sleutel hangt ________ de haak.
- Het boek ligt ________ het bed.
- Zij zit ________ het raam.
- De kinderen spelen ________ het park.
- Het schilderij hangt ________ de muur.
- De hond loopt ________ mij.
- De supermarkt is ________ de straat.
- Mijn vrienden wonen ________ het huis.
Exercise 2:
Location Prepositions
Fill in the blanks with the correct location prepositions (boven, onder, naast, tussen) to describe the positions of objects.
- De boeken liggen ________ de tafel.
- De lamp hangt ________ de tafel.
- De kat zit ________ de stoelen.
- De sleutels zijn ________ de boeken.
- Het schilderij hangt ________ de bank.
Exercise 3:
Direction Prepositions
Fill in the blanks with the correct direction prepositions (naar, tot, over, langs, voorbij) to describe movements.
- Hij loopt ________ de winkel.
- Zij fietst ________ het park.
- De bus rijdt ________ het station.
- Ik ga ________ het kantoor.
- De rivier stroomt ________ het dorp.
Exercise 1:
- onder
- in
- aan
- op
- bij
- in
- aan
- naast
- aan
- naast
Exercise 2:
- onder
- boven
- tussen
- onder
- boven
Exercise 13:
- naar
- door
- naar
- naar
- voorbij
Test your Dutch Vocabulary :
Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here
Download Our Learn Dutch App –here