Fruits & vegetables vocabulary in Dutch

By /

 

 

 

Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here

Download Our Learn Dutch App –here


Vocabulary
DUTCH ENGLISH
de kruidenier grocer
het sap juice
het blad leaf
de schil peel
de pit pip
de schil rind
het zaad seed
het partje segment
de schil skin
de pit stone
rauw raw
vers fresh
rot rotten
pitloos seedless
rijp ripe
onrijp unripe
hakken to chop
in blokjes snijden to dice
raspen to grate
persen to juice
schillen to peel

Fruits
DUTCH ENGLISH
de appel apple
de abrikoos apricot
de banaan banana
de braam blackberry
de bosbes blueberry
de kers cherry
de vijg fig
de druif grape
de grapefruit grapefruit
de kiwi kiwi fruit
de citroen lemon
de mango mango
de meloen melon
de nectarine nectarine
de sinaasappel orange
het passievrucht passion fruit
de perzik peach
de peer pear
de ananas pineapple
de pruim plum
de framboos raspberry
de rode bes redcurrant
de aardbei strawberry
de watermeloen watermelon

Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here

Download Our Learn Dutch App –here

 

Vegetables
DUTCH ENGLISH
de artisjok artichoke
de asperge asparagus
de aubergine aubergine
de tuinbonen broad beans
de broccoli broccoli
de kool cabbage
de wortel carrot
de bloemkool cauliflower
de selderij celery
de chili chilli
de courgette courgette
de komkommer cucumber
de knoflook garlic
de sperziebonen green beans
de prei leek
de champignon mushroom
de ui onion
de erwten peas
de aardappel potato
de radicchio radicchio
de rode paprika red pepper
de spinazie spinach
de pompoen squash
de tomaat tomato

Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here

Download Our Learn Dutch App –here


Scroll to Top