Telling Time in Dutch: Essential Phrases and Vocabulary

Telling Time in Dutch: Essential Phrases and Vocabulary

Tijden op de Dag (Times of the Day)

Tijd Uren
10.20 uur tien voor half elf (10:20)
10.25 uur vijf voor half elf (10:25)
10.30 uur half elf (10:30)
10.45 uur kwart voor elf (10:45)
10.50 uur tien voor elf (10:50)
10.55 uur vijf voor elf (10:55)

Delen van de Dag (Parts of the Day)

Periode Tijd Groet
Vanmorgen 06.00 – 12.00 uur Goedemorgen
’s Morgens 06.00 – 12.00 uur Goedemorgen
Vanmiddag 12.00 – 18.00 uur Goedemiddag
’s Middags 12.00 – 18.00 uur Goedemiddag
Vanavond 18.00 – 00.00 uur Goedenavond
’s Avonds 18.00 – 00.00 uur Goedenavond
Vannacht 00.00 – 06.00 uur Goedenacht
’s Nachts 00.00 – 06.00 uur Goedenacht

Delen van de Week (Parts of the Week)

Dag Engels
Maandag Monday
Dinsdag Tuesday
Woensdag Wednesday
Donderdag Thursday
Vrijdag Friday
Zaterdag Saturday
Zondag Sunday
  • Weekdagen (Weekdays): Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag
  • Weekend: Zaterdag, Zondag

Andere Tijdsaanduidingen (Other Time Indications)

Nederlands Engels
Uur Hour
Kwartier Quarter of an hour
Minuut Minute
Seconde Second
Eeuw Century
Jaar Year
Maand Month
Week Week
Dag Day
Scroll to Top