Dutch Vocabulary and Grammar Exercises

Dutch Vocabulary and Grammar Exercises


Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here



Dutch (with definite article)

carrot

de wortel

Tomato

de tomaat

onion

de ui

 

spinach

de spinazie

broccoli

de broccoli

bell pepper

de paprika

cauliflower

de bloemkool

peas

de erwten

eggplant

de aubergine

celery

de selderij

Brussels sprouts

de spruitjes

 

beetroot

de biet

asparagus

de asperge

leek

de prei

 

radish

de radijs

pumpkin

de pompoen

zucchini

de courgette

Picture: Fruits Vocabulary

Dutch

 

Apple

de appel

Banana

de banaan

Orange

de sinaasappel

Strawberry

de aardbei

Blueberry

de bosbes

Cherry

de kers

Grapes

de druiven

Peach

de perzik

Pineapple

de ananas

Mango

de mango

Watermelon

de watermeloen

 

Pear

de peer

Lemon

de citroen

Grapefruit

de grapefruit

Kiwi

de kiwi

Pomegranate

de granaatappel

Raspberry

de framboos

Blackberry

de braam

Cantaloupe

de cantaloupe-meloen

 

Apricot

de abrikoos

Fig

de vijg

Cranberry

de cranberry

Papaya

de papaja

Plum

de pruim

Nectarine

de nectarine

Lime

de limoen

Coconut

de kokosnoot

Guava

de guave

Passion Fruit

de passievrucht

Melon

de Honingmeloen


 

Mammal Vocabulary

Pictures
Mammal het zoogdier

Dog

de hond

Cat

de kat

Elephant

de olifant

Lion

de leeuw

Tiger

de tijger

Bear

de beer

Horse

het paard

Rabbit

het konijn

Fox

de vos

Squirrel

het eekhoorn

Kangaroo

de kangoeroe

Giraffe

de giraffe

Monkey

de aap

Rhino

het neushoorn

Wolf

de wolf

Zebra

de zebra

Panda

de panda

Koala

de koala

Hedgehog

de egel

Camel

de kameel

Gorilla

de gorilla

Raccoon

de wasbeer

Beaver

de bever

Otter

de otter

Hippopotamus

het nijlpaard

Deer

de hert

 

Dutch Bird Vocabulary

Dutch

Sparrow

de mus

Robin

de roodborst

Owl

de uil

Swan

de zwaan

Pigeon

de duif

Peacock

de pauw

Falcon

de valk

Seagull

de zeemeeuw

Hawk

de havik

Parrot

de papegaai

Swallow

de zwaluw

Woodpecker

de specht

Crow

de kraai

Blue Jay

de blauwe gaai

Eagle

de adelaar

Flamingo

de flamingo

Hummingbird

de kolibrie

Pelican

de pelikaan

Stork

de ooievaar

Raven

de raaf

Canary

de kanarie

Finch

de vink

 

Ostrich

de struisvogel

Penguin

de pinguïn

Toucan

de toekan

Cuckoo

de koekoek

Blackbird

de merel

Duck

de eend

Kingfisher

de ijsvogel


Sea Animals Vocabulary

Pictures

fish

de vis

shark

de haai

whale

de walvis

dolphin

de dolfijn

squid

de inktvis

jellyfish

de kwal

crab

de krab

sea turtle

de zeeschildpad

shellfish

de schelpdier

lobster

de kreeft

 

Dutch Body Parts Vocabulary

Body Parts Vocabulary

 

head
het hoofd

hand
de hand

foot
de voet

body
het lichaam

eye
het oog

ear
het oor

nose
de neus

mouth
de mond

hair
het haar

skin
de huid

pictures

head

het hoofd

face

het gezicht

forehead

het voorhoofd

 

eyebrow

de wenkbrauw

eye

het oog

cheek

de wang

 

mouth

de mond

lip

de lip

chin

de kin

 

neck

de nek

 

Tooth

de tand

Tongue

de tong

beard

de baard

mustache

de snor

Neck

de nek

Shoulder

de schouder

Arm

de arm

Elbow

de elleboog

Hand

de hand

Finger

de vinger

Chest

de borst

Stomach

de buik

Back

de rug

Hip

de heup

Leg

het been

Knee

de knie

Ankle

de enkel

Foot

de voet

Toes

de tenen

Organs


pictures

heart

het hart

lung

de long

liver

de lever

kidney

de nier

stomach

de maag

pancreas

de alvleesklier

 

spleen

de milt

spleen

de milt

brain

de hersenen

bladder

de blaas

skull

de schedel

skeleton

het skelet

spine

de wervelkolom

pelvis

het bekken

Health


Dutch Health Vocabulary:

Health

 

health

de gezondheid

 

doctor

de arts

 

nurse

de verpleegster

 

hospital

het ziekenhuis

 

medicine

de medicijnen

 

pharmacy

de apotheek

 

prescription

het recept

 

diagnosis

de diagnose

 

treatment

de behandeling

 

vaccination

de vaccinatie

 

pain

de pijn

 

wound

de wond

 

healthcare

de gezondheidszorg

 

health insurance

de zorgverzekering

 

symptoms

de symptomen

 

emergency call

de noodoproep

 

physical therapy

de fysiotherapie

 

rehabilitation

de revalidatie

 

prevention

de preventie

 

dentist

de tandarts


 

Clothing Vocabulary in Dutch:

Clothing

 

clothing

de kleding

 

shirt

het overhemd

 

blouse

de blouse

 

pants

de broek

 

skirt

de rok

 

dress

de jurk

 

jacket

de jas

 

coat

de mantel

 

sweater

de trui

 

suit

het pak

 

tie

de stropdas

 

shoes

de schoenen

 

socks

de sokken

 

gloves

de handschoenen

 

hat

de hoed

 

cap

de pet

 

glasses

de bril

 

scarf

de sjaal

 

umbrella

de paraplu


Dutch Weather Vocabulary

English

 

weather

het weer

 

sun

de zon

 

rain

de regen

 

snow

de sneeuw

 

clouds

de wolken

 

wind

de wind

 

storm

de storm

 

hail

de hagel

 

fog

de mist

 

frost

de vorst

 

heat

de hitte

 

cold

de kou

 

drought

de droogte

 

precipitation

de neerslag

 

temperature

de temperatuur

 

sky

de lucht

 

umbrella

de paraplu

 

raincoat

de regenjas

 

snowman

de sneeuwpop

 

snowball

de sneeuwbal

 

rainbow

de regenboog

 

sunshine

de zonneschijn

 

weather forecast

de weersverwachting

 

lightning

de bliksem

 

thunder

de donder

 

thunderstorm

het onweer

 

sunglasses

de zonnebril

 

hat

de muts

 

season

het seizoen

 

spring

de lente

 

summer

de zomer

 

autumn

de herfst

 

winter

de winter

 

heatwave

de hittegolf

 

climate change

de klimaatverandering


Dutch Transport Vocabulary

Transport Term

car

de auto

train

de trein

bus

de bus

bicycle

de fiets

motorcycle

de motorfiets

truck

de vrachtwagen

airplane

het vliegtuig

tram

de tram

subway

de metro

ship

het schip

helicopter

de helikopter

boat

de boot

scooter

de scooter

tractor

de tractor

ferry

de veerboot

ambulance

de ambulance

fire engine

de brandweerwagen

taxi

de taxi

kayak

de kajak

balloon

de luchtballon

rocket

de raket

spaceship

het ruimteschip


House Vocabulary in Dutch

 

house

het huis

apartment

het appartement

room

de kamer

bedroom

de slaapkamer

bathroom

de badkamer

kitchen

de keuken

living room

de woonkamer

hallway

de gang

basement

de kelder

attic

de zolder

staircase

de trap

door

de deur

roof

het dak

wall

de muur

floor

de vloer

ceiling

het plafond

balcony

het balkon

terrace

het terras

garden

de tuin

dining room

de eetkamer

study

de studeerkamer

garage

de garage

porch

de veranda

chimney

de schoorsteen

fireplace

de open haard

toilet

het toilet

sink

de gootsteen

bathtub

het bad

shower

de douche

mirror

de spiegel

closet

de kast

lamp

de lamp

heater

de verwarming

air conditioner

de airconditioning


Merged Column

shop

de winkel

store

de winkel

supermarket

de supermarkt

bakery

de bakkerij

butcher shop

de slagerij

pharmacy

de apotheek

bookstore

de boekhandel

department store

het warenhuis

market

de markt

flower shop

de bloemenwinkel

shoe store

de schoenenwinkel

jewelry store

de juwelier

fashion boutique

de modewinkel

electronics store

de elektronicawinkel

furniture store

de meubelwinkel

toy store

de speelgoedwinkel

drugstore

de drogisterij

mall

het winkelcentrum

shopping street

de winkelstraat

cash register

de kassa

shopping cart

de winkelwagen

shopping bag

de boodschappentas

special offer

het speciale aanbieding

receipt

het bonnetje

goods

de goederen

shop window

het etalage

sales department

de verkoopafdeling

salesperson

de verkoper / de verkoopster

clothing department

de kledingafdeling

grocery department

de kruideniersafdeling

perfumery

de parfumerie

market stall

de marktkraam

souvenir shop

de souvenirwinkel

bank

de bank

gas station

het tankstation

post office

het postkantoor

pharmacy

de apotheek


Education Vocabulary in Dutch

 

school

De school

classroom

Het klaslokaal

teacher

De leraar /

De lerares

student

De student /

De studente

book

Het boek

notebook

Het schrift

pen

De pen

pencil

Het potlood

blackboard

Het schoolbord

chalk

Het krijt

exam

Het examen

homework

Het huiswerk

school bag

De schooltas

timetable

Het lesrooster

school bus

De schoolbus

school bell

De schoolbel

university

De universiteit

college

Het college

lecture

De lezing

library

De bibliotheek

study

De studie

diploma

Het diploma

campus

De campus

professor

De professor /

De professores

student dormitory

De studentenhuisvesting

presentation

De presentatie

laboratory

Het laboratorium

research

Het onderzoek

thesis

De scriptie

internship

Het stage

education

De educatie

educational field

Het onderwijsveld

education reform

De onderwijshervorming

foreign language

De vreemde taal

mathematics

De wiskunde

history

De geschiedenis

literature

De literatuur

geography

De geografie

art

De kunst

music

De muziek

physical education

De lichamelijke opvoeding

computer science

De informatica

social sciences

De sociale wetenschappen

natural sciences

De natuurwetenschappen

pedagogy

De pedagogiek

school year

Het schooljaar

 

school graduation ceremony

De schoolsluitingsceremonie

educational institution

De onderwijsinstelling

educational goals

De onderwijsdoelen


Hobbies Vocabulary

 

Reading

Lezen

Swimming

Zwemmen

Painting

Schilderen

Gardening

Tuinieren

Hiking

Wandelen

Photography

Fotografie

Cooking

Koken

Playing music

Muziek maken

Cycling

Fietsen

Fishing

Vissen

 
 

toaster

de toaster


 

rubbish bin

de prullenbak


 

microwave oven

de magnetron


 

oven

de oven


 

kitchen scales

de keukenweegschaal


 

fridge

de koelkast


 

freezer

het vriesvak


 

dishwasher

de vaatwasser


 

detergent

het schoonmaakmiddel


 

cooker

het fornuis


pot

de pan


cast-iron pot

de gietijzeren pan


wok / kadai

de wok / kadai


pan

de koekenpan


Familie 

dochter 

daughter

zoon 

son

moeder 

mother

vader 

father

vrouw (getrouwd) 

wife

man (getrouwd) 

husband

grootvader (vader) 

grandfather

grootvader (moeder) 

grandfather

grootmoeder (vader) 

grandmother

grootmoeder (moeder) 

grandmother

tante 

aunt

oom 

uncle

Jobs and Occupations Vocabulary in Dutch


dokter –  doctor

politieagent  –  policeman

brandweerman  – firefighter

verpleegster  –  nurse

piloot  –  pilot

stewardess – stewardess

architect – architect

manager  – manager

secretaris – secretary

algemeen directeur – general manager

directeur  – director

voorzitter  – chairman

rechter  –  judge

assistent  –  assistant

aanklager  –  prosecutor

advocaat  lawyer

consultant  – consultant

accountant  – accountant



Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here



Scroll to Top